Elektroraad is gestart met de cursus 'Verder met NEN 4010'. Klik hier voor meer informatie.
Het juiste antwoord is fabel.
Dat antwoord is te ontlenen aan bepaling 714.411.3.4 van NEN 1010:2020
Onderbouwing van het antwoord
In de bepaling 714.411.3.4 van NEN 1010:2020 staat:
“In telefooncellen, bushokjes, reclamezuilen, stadsplattegronden en dergelijke, moet materieel dat is
uitgerust met verlichting zijn voorzien van aanvullende bescherming door een toestel voor
aardlekbeveiliging met een nominale aanspreekstroom van ten hoogste 30 mA (zie ook 415.1).
De eis is dat materieel dat is uitgerust met verlichting tegen schok aanvullend moet zijn beschermd door een aardlekschakelaar met een maximale aanspreekstroom van 30 mA. De stelling ging er echter vanuit dat dit ook 300 mA zou mogen zijn. Dit klopt dus niet en daarom is de stelling dit keer een fabel.
Het juiste antwoord is feit.
Dat antwoord is te ontlenen aan bepaling 443.4 van NEN 1010:2020
Onderbouwing van het antwoord
“In beveiliging tegen transiënte overspanningen moet worden voorzien in gevallen waar de gevolgen van overspanning invloed hebben op:
(…)
b) publieke diensten en erfgoed, bijvoorbeeld verlies van publieke diensten, datacentra, musea;
(…)
De verplichte toepassing van overspanningsbeveiliging voor de meeste elektrische installaties, is één van de belangrijke wijzigingen in NEN 1010 ten opzichte van NEN 1010:2015.
Het juiste antwoord is feit.
Onderbouwing van het antwoord
Dat antwoord is te ontlenen aan bepaling 522.8.10 en 522.8.10.1 van NEN 1010:2020. In de Europese bepaling 522.8.10 staat:
“In de grond gelegde kabels, buizen of kokers moeten ofwel zijn beschermd tegen mechanische beschadiging, ofwel op zodanige diepte ingegraven liggen dat het risico op dergelijke beschadiging minimaal is. (…)”.
Deze bepaling bevat de volgende keuzemogelijkheid:
De Nederlandse bepaling 522.8.10.1 geeft hierop de volgende aanvulling:
“Kabels buiten gebouwen moeten op een sleufdiepte van ten minste 0,5 m zijn gelegd. (…)”.
De conclusie die op grond van deze beide bepalingen moet worden getrokken is dat als een kabel op een diepte van minimaal 50 cm ligt, er niet in aanvullende bescherming tegen mechanische beschadiging hoeft te worden voorzien.
Dit is één van de belangrijke wijzigingen in NEN 1010 ten opzichte van NEN 1010:2015.
Het juiste antwoord is fabel.
Dat antwoord is te ontlenen aan bepaling 2.530.3.18 van NEN 1010:2020.
Onderbouwing van het antwoord
In de bepaling 2.530.3.18 van NEN 1010:2020 staat onder andere: ‘RCBO is de afkorting van ‘residual current-breaker with overload protection’. In het Nederlands is dat ‘aardlekschakelaar met overstroombeveiliging’.
In de nieuwe editie van NEN 1010 staan veel nieuwe afkortingen. Van de afkortingen die te maken hebben met aardlekschakelaars, vind je hierna een overzicht. In de kolom met Nederlandse termen hebben we daarbij de termen vermeld die we doorgaans hanteren in de markt.
afkorting |
Engelse term |
Nederlandse term |
RCD |
Residual Current Device |
toestel voor aardlekbeveiliging |
RCCB |
Residual Current Circuit Breaker |
aardlekschakelaar |
RCBO |
Residual Current Breaker with Overcurrent protection |
aardlekautomaat |
RCM |
Residual Current Monitor |
lekstroombeveiliging |
MRCD |
Modular Residual Current Device |
modulair toestel voor aardlekbeveiliging |
CBR |
Residual Current Sensitive Device |
vermogensschakelaar met lekstroombeveiliging |
Het juiste antwoord op de stelling is: feit.
Dat antwoord is te ontlenen aan bepaling 411.3.2.2 in combinatie met tabel 41.1 van NEN 1010.
Onderbouwing van het antwoord
Uit de bepaling moet worden afgeleid dat eindgroepen met (één of meer) contactdozen tot en met 63 A moeten voldoen aan de uitschakeltijden zoals te vinden zijn in tabel 41.1. Omdat het tot en met 63 A is, valt de contactdoos in de stelling nog onder deze bepaling.
Vervolgens moet in tabel 41.1 eerst worden gekeken naar wat NEN 1010 verstaat onder U0. Deze uitleg staat in de tabel zelf. U0 blijkt de nominale spanning tussen fase en aarde te zijn. In de stelling is die spanning 230 Vac.
Daarna lees je in de juiste kolom de maximale uitschakeltijd van 0,4 s af.
De stelling gaat ook uit van 0,4 s zodat we de conclusie trekken dat de stelling een feit is.
Als de nominale waarde van de contactdoos hoger is dan 63 A, dan mag de maximale uitschakeltijd aangehouden worden die geldt voor een distributiegroep. En die uitschakeltijd is dan in dit geval 5 s. Dit is slechts één van de vele wijzigingen van NEN 1010:2020 ten opzichte van NEN 1010:2015.
Het juiste antwoord op de stelling is: feit.
Je mag installatiedraad toepassen in een wandgoot.
Onderbouwing van het antwoord
In hoofdstuk 52 van NEN 1010:2015 wordt de keuze en installatie van leidingsystemen beschreven. Aan het begin van hoofdstuk 52, namelijk in bepaling 521.1, staat het volgende:
De installatiemethode van een leidingsysteem (…) moet, met betrekking tot de soort geleider of kabel, zijn gekozen overeenkomstig tabel 52.A.1, (…).
Op de vraag of we nu wel of geen installatiedraad in wandgoot mogen toepassen, vinden we het antwoord via deze bepaling in tabel 52.A.1. In tabel 52.A.1 vind je namelijk welke soort geleider of kabel zijn toegelaten met betrekking tot de manier van installeren.
Het is van belang om te weten dat NEN 1010 de term wandgoot niet kent. In NEN 1010 heet dit een kabelgoot. En installatiedraad heet in tabel 52.A.1 een geïsoleerde geleider. Hieronder zie je een fragment van deze tabel met de onderbouwing van de stelling.
Zoals je ziet is de combinatie wandgoot met installatiedraad toegelaten. De stelling is dus een feit.
Het juiste antwoord op de stelling is: feit.
NEN 1010:2015 eist dat een schakeldraad zwart of grijs moet zijn, maar een schakelader mag naast zwart of grijs, ook bruin zijn.
Onderbouwing van het antwoord
Een schakelader is anders dan een schakeldraad. Een ader is namelijk onderdeel van een kabel. Bij bijvoorbeeld een YMvK 3x2,5 mm2 heb je dus drie aders en niet drie draden. In de meeste gevallen hebben die aders dan de kleur bruin, blauw en groen-geel. Onder draad wordt installatiedraad verstaan. Dit noemen we in de praktijk ook wel VD(-draad).
Er wordt in de stelling gesteld dat een schakelader de kleur bruin mag hebben. En dat is een feit. Dit is gebaseerd op bepaling 514.3.6 van NEN 1010:2015. In die bepaling lees je dat een schakelader de kleuren bruin, zwart of grijs mag hebben.
In dezelfde bepaling lees je ook dat dit voor een schakeldraad net iets anders is geregeld. Een schakeldraad mag namelijk zwart of grijs zijn. En dus niet bruin.
Het juiste antwoord op de stelling is: fabel.
NEN 1010:2015 eist dit alleen voor beschermingsleidingen in ‘normale’ eind- en distributiegroepen.
Onderbouwing van het antwoord
Volgens de stelling eist NEN 1010 een beproeving op het ononderbroken zijn van beschermings-, fase- en nulleidingen in gewone groepen bij een inspectie van een nieuwe installatie. In het inspectiedeel (deel 6) van NEN 1010 vinden we of dit een feit of fabel is.
NEN 1010 heeft deel 6 in twee hoofdstukken opgedeeld. Hoofdstuk 61 (Eerste inspectie) en hoofdstuk 62 (Periodieke inspectie). In de stelling gaat het om een inspectie van een nieuwe installatie, dat noemt NEN 1010 een ‘eerste inspectie’ (hoofdstuk 61 dus).
In hoofdstuk 61 bij bepaling 61.3.2 vinden we vervolgens wat NEN 1010 eist aan beproeving op het ononderbroken zijn van geleiders:
Een beproeving op het ononderbroken zijn van geleiders moet worden uitgevoerd op:
In ‘gewone’ eind- en distributiegroepen (en dus geen ringeindgroepen) moet een beproeving worden uitgevoerd op beschermingsleidingen en niet op actieve geleiders, zoals fase- en nulleidingen.
Let wel op dat NEN 1010 hier onder beschermingsleidingen ook beschermende en aanvullende beschermende vereffeningsleidingen verstaat. Die moeten dus ook beproefd worden op het ononderbroken zijn daarvan.
Onderbouwing van het antwoord
Om erachter te komen of NEN 1010 nu wel of niet van toepassing is op schrikdraadinstallaties, is redelijk eenvoudig. NEN 1010 omschrijft dit namelijk in het toepassingsgebied. Met andere woorden, er wordt benoemd waar NEN 1010 op van toepassing is en waar niet. In bepaling 11.3 staat dat NEN 1010 niet van toepassing is op elektrische schrikdraadinstallaties.
Het is vervolgens wel van belang om te weten wat er onder een schrikdraadinstallatie wordt verstaan. Waar begint en eindigt de schrikdraadinstallatie?
Een schrikdraadinstallatie bestaat uit een samenstel van elektrisch materieel, leidingen en bijbehoren van leidingen aangesloten op een spanninggever. Een spanninggever is een toestel dat is bestemd voor het periodiek afgeven van elektrische pulsen aan een daarop aangesloten schrikdraadinstallatie. Dit geheel vormt de schrikdraadinstallatie. En hierop is NEN 1010 dus niet van toepassing. De groep waarop de spanninggever is aangesloten moet dan wel weer voldoen aan NEN 1010.
De schrikdraadinstallatie moet overigens wel voldoen aan een ‘eigen’ norm. Dit is NEN 5237. Wil je dus weten waar de schrikdraadinstallatie aan moet voldoen, dan moet je die norm hanteren.
Onderbouwing van het antwoord
NEN 1010:2015 schrijft een aantal beschermingsmaatregelen voor. Die vind je in deel vier van de norm. In dit deel, dat bestaat uit meerdere hoofdstukken, vinden we een hoofdstuk dat gaat over de beschermingsmaatregelen tegen schok. Hoofdstuk 41 om precies te zijn.
De beschermingsmaatregelen tegen schok worden vervolgens opgedeeld in twee verschillende vormen. Basisbescherming en foutbescherming. Voor de beschermingsmaatregel ‘automatische uitschakeling van de voeding’ is dit als volgt verwoord:
Automatische uitschakeling van de voeding is een beschermingsmaatregel waarbij:
(…).
Zoals je bij het tweede aandachtsstreepje kan lezen is beschermende vereffening dus onderdeel van foutbescherming en niet van basisbescherming.