De geleider tussen een toestel voor overspanningsbeveiliging en een hoofdaardrail, moet (indien hij geïsoleerd is) een groen/gele aanduiding hebben.
ANTWOORD:
Het juiste antwoord is fabel.
Onderbouwing van het antwoord
Dat antwoord is onder meer te ontlenen aan de bepalingen 2.13.10, 514.3.1.2 en 514.3.1.3 van NEN 1010:2020.
Daarin wordt duidelijk gemaakt dat er onderscheid moet worden gemaakt tussen beschermingsleidingen en functionele aardleidingen. Een beschermingsleiding dient voor de elektrische veiligheid en beschermt mens en dier tegen schok. Op grond van bepaling 514.3.1.2 moet een beschermingsleiding worden gecodeerd met de kleurcombinatie groen/geel.
Een functionele aardleiding wordt gebruikt als om andere reden dan de elektrische veiligheid moet worden voorzien in een leiding die het aardpotentieel bevat. Eerder bevatte NEN 1010 geen eis ten aanzien van de kleur van zo’n leiding. Dat is met de komst van NEN 1010:2020 veranderd. Volgens de nieuwe bepaling 514.3.1.3 moet een functionele aardleiding worden aangeduid met de kleuren zwart/geel.
Omdat de leiding tussen een overspanningsbeveiliging en de aardrail of de hoofdaardrail niet bedoeld is voor de bescherming tegen schok, moeten we deze leiding zien als functionele aardleiding. De kleur ervan moet dus zwart/geel zijn. Dit maakt de stelling tot fabel.